door: Gerard de Fouw, Colijnsplaat.
Sinds vele jaren hebben de inwoners van Noord-Beveland de bijnaam ‘Peelanders’.
Een naam die terug te voeren is op suikerbieten die rond 1900 op grote schaal, onder andere op het eiland Noord-Beveland, werden geteeld. De suikerbietenteelt in Zeeland kreeg in 1870 een grote stimulans toen de meekrapteelt in moeilijkheden kwam te verkeren. Tot dan een belangrijke bron van bestaan op het agrarische Beveland. De bieten werden vanaf het land met paard en wagen, later met tractor en wagen, afgevoerd naar de diverse havens. Rond 1955 waren er zeven havens op Noord-Beveland vanwaar de bieten werden verscheept. Deze havens waren: Colijnsplaat, Kortgene, Kamperland, Kats, Geersdijk, Oesterput en Spieringpolder. Om een indruk te geven wat er aan tonnage werd afgevoerd. Hierbij een overzicht van de jaren 1955 en 1956.Het laden van de schepen werd tot ongeveer 1960 handmatig gedaan door mannen die in de ‘peetijd’ hiervoor werden gecontracteerd. Vaak brachten peeschepen pulp mee retour naar Zeeuwse havens. Pulp, meestal in natte vorm, is een bijproduct van de suikerfabricage; vroeger een populair veevoer. Het lossen van de pulp gebeurde toen met behulp van speciale tenen mandjes. Deze mandjes werden door diezelfde kaderwerkers op de schouder, via de loopplank, het schip uitgedragen en in een wagen of los op de haven gestort. Later gebeurde dit machinaal.Op 14 december 1987 werd voor de laatste maal in Kortgene door het schip ‘De Mithra’ suikerbieten geladen. Daarna werden alle suikerbieten vanaf Noord-Beveland per vrachtauto afgevoerd naar de suikerfabriek Dinteloord, te Stampersgat in Brabant. Het einde van een tijdperk.
Eerder verschenen in de “Peelander”, maart 2004]